Fritzlar-Langensalza1942-1945 Junkers

Cornelis Koch

                                                                             

Kees Koch vertelt in 1982:

Ik woonde destijds in Utrecht Vijgeboomstraat 35 en was in de jaren 1939-1940 niet in
militaire dienst geweest.
Ik werkte in die tijd als boekbinder bij de drukkerij Hoonte in de Willemstraat te
Utrecht.
Omstreeks juli-augustus 1942 kreeg ik van de baas de mededeling dat ik met nog vijf of
zes mensen uit het bedrijf verplicht in Duitsland moest gaan werken. Dit waren allen
vrijgezellen, op één na die getrouwd was, ongeveer 42 jaar oud en wiens voornaam Jan
was; zijn achternaam weet ik niet meer. Ik was toen ook nog vrijgezel .
- Ik sprak hierover met mijn ouders en omdat er voorbeelden waren van vaders die
waren opgepakt door de Duitsers omdat hun zoon was ondergedoken omdat hij niet in
Duitsland wilde werken, besloot ik om dit risico voor mijn vader - die spoorwegman was
- te vermijden en wel naar Duitsland te gaan, zij het dus gedwongen.
Ik ben op 30 september 1942 getrouwd en op 2 oktober 1942 naar Duitsland
vertrokken. Ik kwam bij de Junkers vliegtuigen-fabriek in Maagdenburg, waar ik als
boorder moest werken. Ik werd gehuisvest in een groot Lager, waar tienduizend en
arbeiders waren ondergebracht. Dit Lager was niet bewaakt.
In die fabriek moest ik gaten van 6 mm diameter boren in aluminium koppen van
motoren. Toen ik na enkele weken zag hoe de Duitsers een oude Russische vrouw die
ook in die fabriek werkte behandelden, besloot ik de Duitsers te dwarsbomen en de
zaak te saboteren, door gaten van 9 mm diameter te boren in plaats van 6 mm diameter.
Een paar weken nadat ik hiermee begonnen was - het was omstreeks 24 oktober 1942 -
kreeg ik opdracht op he t kantoor van de fabriek te komen. Hier kreeg ik van een baas,
een burger, te horen dat ik een saboteur was. Ik ontkende dit, waarop hi j kwaad werd
en een bos sleutels naar mij gooide. Hij raapte die zelf weer op toen ik weigerde dit te
doen en gooide weer naar mij, waarop ik de bos sleutels naar hem terug gooide. Hij riep
teen een aantal mensen te hulp die mij naar een kamertje sleepten en van wie ik klappen
en trappen kreeg. Op een ogenblik hoorde ik dat ik een "Polizei-geval" was. Toen zij even
weg gingen omdat zij dachten dat ik bewusteloos was, zag ik kans om weg te lopen. Ik
ben naar het Lager gegaan om mijn spullen te halen en ben vervolgens naar he t station
in Maagdenburg gegaan , omdat ik terug wilde naar Nederland. Op het station stond bij
elk loket een S.S.er die iedereen die een kaartje kocht controleerde. Toen bij een van de
loketten die S.S.er even weg ging, kocht ik snel een kaartje naar Hannover; mijn
bedoeling was om voorlopig uit Maagdenburg weg te komen. Ik kon onderweg echter·
niet een nieuw kaartje kopen en was gedwongen in de trein te blijven. Ik heb bijna twee
dagen in de trein gezeten, want er werd veel gestopt en gewacht.
Enkele stations v66r Kaldenkirchen werd en wij - er zaten nog enkele arbeiders in de
coup die kennelijk ook gevlucht waren - verraden door een meisje dat met een witte
zakdoek naar een seinhuiswachter zwaaide. Ik kreeg toen direct de gedachte dat zij een
sein over ons had gegeven. Toen wij uitstapten op het station Kaldenkirchen, werden wij
onmiddellijk aangehouden door Duitse militairen. Wij werden opgesloten in een loods
van golfplaten, ·waar wij een nacht hebben gezeten. De volgend e morgen werd en wij
opgesloten in de kelder van het stadhuis van Kaldenkirchen. Later werden wij
overgebracht naar de mannen-strafgevangenis genaamd Anrath in Krefeld. Nadat wij
waren gefouilleerd en gevangeniskleding hadden gekregen, werd ik na vier dagen
overgebracht naar Neuss bij Düsseldorf, waar ik in een omheind kamp werd geplaatst
dat bewaakt werd door Duitse militairen. Hier heb ik moeten werken in een soort
fabriek waar stalen platen moesten worden ontroest. Later heb ik een gebombardeerde
mout-koffiefabriek moeten schoonmaken en weer later moesten wij stalen balken uit
gebombardeerde huizen slopen.
Het transporteren van de stalen balken gebeurde met de hand. Hierbij werd ik op een
dag door de toeziende wachtmeester, die Ana genaamd was, met de kolf van een geweer
tegen de enkels geslagen, waar ik bloedende wonden van kreeg. Bij terugkeer in het
kamp heb ik de wonden provisorisch verbonden. De wonden genazen echter niet,
vermoedelijk ook omdat we slechte en onvoldoende voeding kregen. Eerder had ik van
Ana ook al een klap met het geweer tegen de rechter elle boog gekregen, waar ik later
een deels stijve arm aan heb overgehouden. Hoewel ik na een paar dagen bijna niet meer
kon lopen, moest ik toch blijven doorstrompelen. Later mocht ik in de keuken helpen
met kok werk.
Bij het baden met water en chloor werd een Hollander genaamd Hans BREUKEN door de
kok - een grote Duitser genaamd Pieter- in een grote ton met koud water gezet.
Dit geschiedde buiten in de open lucht en het was in de maand november. Deze jongen,
een Utrechter, is na ongeveer tien dagen overleden. Hij kwam op een dag juist voor mij
binnen in de barak en viel op een bank. Hij was helemaal blauw en bewusteloos en
ofschoon wij nog kunstmatige ademhaling hebben toegepast, is hij gestorven.
Omdat ik vanwege mijn enkels niet meer kon werken, ben ik teruggebracht naar de
gevangenis Anrath in Krefeld; dit was kort vóór Kerstmis 1942. Ik ben hier gebleven tot
begin maart 1943.
Op zekere dag moest ik bij een dokter komen, die mij wilde terugsturen naar
Maagdenburg; hij vroeg of ik werken wilde en omdat ik hierin een kans zag om uit de
gevangenis te komen, zei ik dat ik wel "arbeitsfertig" was. Daarop kreeg ik opdracht om
naar Kaldenkirchen te gaan en daar de trein naar Maagdenburg te nemen en mij daar
weer te melden bij de Junkers Vliegtuigenfabriek.
Hierna ben ik onder begeleiding van een bewaker naar Kaldenkirchen gegaan, waar ik
door hem werd overgegeven aan de Grenspolitie. Dit was op het station in
Kaldenkirchen. Ik vroeg aan die Grenspolitie of ik een dokter kon krijgen, die mijn
enkels en rechter elle boog kon onderzoeken, omdat ik haast niet lopen kon. Er kwam
inderdaad een arts, die mij heeft onderzocht en verklaarde, dat ik niet tot werken in
staat was. Hij heeft ervoor gezorgd dat ik van het Arbeidsbureau in Kaldenkirchen
een verklaring kreeg dat ik ongeschikt was om in Duitsland te werken en dat ik terug
kon gaan naar Nederland. Die verklaring heb ik nog in mijn bezit. Toen ik een poos later
op het station Kaldenkirchen diezelfde Grenspolitie weer ontmoette, vroegen zij of alles
goed was. Toen ik dit bevestigde, zeiden zij: "Zorg ervoor niet meer terug te komen,
want als je terug komt word je doodgeschoten". Ik ben via Venlo en Arnhem naar
Utrecht terug gegaan. Het bleek dat mijn familie in al die tijd geen bericht van mij had
ontvangen.
Na enige tijd ben ik weer naar de drukkerij Hoonte gegaan , waar ik weer kon werken.
Maar na een paar dagen moest ik mij weer ziek melden vanwege mijn enkels. Door de
huisarts werd ik naar het Stads- en Academisch Ziekenhuis in Utrecht verwezen, waar ik
behandeld ben. Ik kreeg een half jaar ziekteverlof en men beloofde mij, dat men zou
proberen om mij met ziekteverklaringen de oorlog door te helpen, wat is gebeurd.
Na de bevrijding ben ik weer terug gegaan naar drukkerij Hoonte, maar de baas wilde
mij niet terug heb ben omdat ik volgens hem de zaak belazerd zou hebben en niet de
waarheid over mijn ziekte zou hebben verteld. Maar ik kon hem in die oorlogstijd ook
niet de waarheid vertellen.
Omdat ik toen geen werk had, heb ik mij in verbinding gesteld met een bureau in de
Heerenstraat in Utrecht, waar ik een wekelijkse uitkering heb gekregen tot 1947.
Van de Schade Enquête Commissie heb ik omstreeks 1951-1952 een uitkering van circa
Fl. 500.-- ontvangen, voor eigendommen die in mijn woning in de Prooststraat no.5 in
Utrecht bij een bombardement verloren waren gegaan.
Omdat ik er genoeg van kreeg om al op jonge leeftijd van een uitkering te moeten leven,
heb ik een baantje kunnen krijgen als lichtdrukker op het kantoor van Werkspoor N.V. te
Zuilen-Utrecht, waar ik heb gewerkt tot de opheffing van de fabriek in 1971 . Daarna ben
ik in dienst gekomen bij Wescon, een dochteronderneming van Werkspoor NV, waar ik
heb gewerkt als offset- drukker en hoofd van de postkamer. Dit heb ik gedaan tot 1980,
toen ik moest stoppen met werken omdat ik geen kracht meer in de rechter arm had en
altijd veel pijn had in de enkels.
Op advies van een ambtenaar van het GAK in Utrecht, heb ik mii in verbinding gesteld
met een mevrouw van een bureau voor oorlogsinvaliden in Utrecht, die mij na een
onderhoud adviseert contact op te nemen met de Stichting 1940-1945 voor een
aanvraag om buitengewoon pensioen. Ik vraag dit nu aan omdat ik niet weet wat mijn
gezondheid in de toekomst zal worden.
Tijdens mijn diensttijd bij Werkspoor NV werkte op de salarisadministratie een juffrouw
genaamd Ans Breuker. Toen ik haar eens vroeg . of zij in de oorlogsjaren een broer in
Duitsland had verloren, bevestigde zij dit en zei dat hij was omgekomen bij een
bombardement. Ik heb haar toen verteld op welke wijze Hans Breuker aan zijn einde
was gekomen. Zij wilde dit toen niet aan haar ouders vertellen.
Ik ben tijdens mijn verblijf in Duitsland niet veroordeeld of voor een rechtbank geweest.
Ik bezit nog wel een verklaring in het Duits gesteld, betreffende een "Strafsache” tegen
mij, gedateerd 2 maart 1943. Van de door mij genoemde documenten kunt u voor uw
onderzoek fotokopieën laten maken.
Ik kan mij geen namen meer herinneren van de collega's met wie ik indertijd naar
Duitsland ben uitgezonden. Evenmin herinner ik mij namen van medegevangenen in de
Anrath-gevangenis in Krefeld, behalve dan de reeds genoemde Hans Breuker.


 
08-01-2023a
GVG
arbeidsinzet1942-1945junkers